Als kind had ik een poster in mijn slaapkamer: “Later als ik groot ben, dan maak ik er een feest van.”
Het is ook een van de meest voorkomende vragen die volwassenen stellen aan kinderen. “Wat ga jij later worden?”
Kinderen hebben die onbegrensde fantasie waarmee ze hele werelden kunnen scheppen.. Van astronaut tot prinses naar agent naar…ze weten het allemaal met stelligheid. (Toen mijn zoon antwoordde: “agent”, slikte ik toch even.)
Ik wist het ook, als kind. Ook al veranderde het soms. De ene keer wilde ik astronaut worden. Toen ik Stephen King’s boeken leerde kennen, wilde ik niets liever dan schrijver worden, romantisch in een eenzaam hutje in het bos. (Vanwege mijn, voor vrienden en familie, hilarische arachnofobie, zal dat een no-go worden.) Daarna wilde ik journalist worden en de hele wereld afreizen. Of voor National Geographics werken. Of voor NASA. Maar nu ik naar mijn 40 ga, weet ik het eigenlijk niet zo goed meer.
Als kind, tiener, student dacht ik: die volwassenen hebben het allemaal zo mooi voor elkaar. Ze weten echt goed hoe ze alles moeten aanpakken: ouderschap, werken, financieel rondkomen. Ze twijfelen niet en ze doen gewoon. Misschien komt die wetenschap op een bepaalde leeftijd.
Toen ik 30 werd, wist ik het helemaal niet meer. Ik werkte in een groot verzekeringsbedrijf en ik wist, dit blijf ik niet doen. Maar wat wil ik dan? Twijfel sloeg toe. Toen ik 35 was, werkte ik in een ander, groot bedrijf. Maar nog altijd was ik zoekende. Tijdens loopbaanbegeleidingen vragen ze me: wat wil je doen, waar ben je sterk in?
Eerlijk gezegd, ik heb geen flauw idee. En ik voel me ook wel wat schuldig. Want hoe kan ik nu niet weten wat ik wil en waar ik goed in ben? Anderen doen het wel, toch?
Tot ik onlangs gesprekken had met vriendinnen van rond mijn leeftijd, die eigenlijk met dezelfde vragen zitten. Die niet zo goed weten wat ze willen of waar ze goed in zijn. Die even hard twijfelen als ik.
En dan denk ik: ‘Oef, ik ben alleen maar menselijk.’