11 november, het einde van de Eerste Wereldoorlog. De wereld is in rust. Maar niet in onze supermarkt.
Op feestdagen is er bij ons maar vaak 1 supermarkt open. En die supermarkt wordt op zulke dagen bestormd door mensen die ineens NIETS meer in huis hebben. Maar echt niets meer. Heel vaak lijkt het alsof het einde van de wereld uitgebroken is, The Walking Dead in het echte leven.
Gezien ik het gisteren weer te druk had om effectief boodschappen te doen, was ik vandaag gedwongen deze hel onder ogen te zien. Maar goed, ik dacht, ik ga vroeg vertrekken. Lijstje klaar met alleen de hoogst benodigde dingen.
Sinds ik moeder ben, zijn zulke kleine geneugten, zoals alleen naar de supermarkt gaan, vooral genieten. Voor mensen zonder kinderen lijkt het ongetwijfeld raar, maar je moet het maar eens doen: je kar en handtas in het oog houden, die kiddies bij jou houden, die chips terug uit het karretje mikken (want dat staat niet op het lijstje) en vooral al dat snoepgoed bannen. (‘wantwehebbenechtgeensnoepmeerthuis’ klinkt het dan.) Uiteindelijk kom je dan toch nog thuis zonder die tandpasta.
Dus heerlijk op mijn gemak naar de supermarkt, lijstje klaar, zakjes meegenomen en we waren klaar om de winkel te veroveren. (Vijf minuten later bleek dat de helft van onze stad hetzelfde idee had.)
Aangekomen stonden de auto’s elkaar de weg te versperren om toch dat ene plekje te kunnen bemachtigen. Goed, geen stress, ik blijf lekker wachten tot ik een plaatsje vind. Karretje ontsmetten en naar binnen. Aan de eerste frigo met aanbiedingen zie ik mensen graaien in de bakken met vlees. Het gevoel van een aankomende pandemie, wereldoorlog of andere verschrikkelijke ideeën overviel me. Overal mensen, graaien, rijden, weg versperren. Het was ook nog eens een 3 kopen, 1 gratis, actie in de winkel, wat ik op zich een enorme verspilling vind. Als je maar 1 blikje boontjes nodig hebt, koop je er toch geen 3? Uiteindelijk moet je het wel betalen aan de kassa.
Aan de kassa aangekomen, sorry, kassa’s stond het ook al gelijk vol. Mensen dringen, duwen, trekken. Geen erg, doe maar. Ik wacht wel lekker. Mijn boodschappen op de band, van zwaar naar licht geordend (misschien heb ik toch wat psycho-trekjes), zakjes opengezet, kaarten in mijn achterzak, klaar om alles in een rush in die tassen te laden. (Ik ben er in getraind hoor.)
Je kan nooit raden wat er toen gebeurde. De jongen aan de kassa smeet gewoon mijn groentjes, mijn brood en mijn vlees, gewoon, zomaar, naar de andere kant van de band.
En toen dacht ik: nu snap ik hoe het komt dat mensen gek worden.