Er hangt een ballon in de boom, recht tegenover ons. Al maanden. Het was zo een tekenfilmfiguur, opgeblazen met helium aan een hele lange koord. Per ongeluk losgelaten door een kindje, gevolgd door een aantal traantjes.
Ballonnen zijn iets raars, onwezenlijks. Ik herinner me nog de ballonnenwedstrijd in de kleuterklassen. Dan moest je zo een kaartje aanbinden en als jouw ballon het verste weg was geraakt, dan kreeg je een prijs.
Ik kreeg nooit een prijs, maar een meisje uit mijn klas kreeg twee jaar na elkaar de hoofdprijs, een groot poppenhuis. Dus ik vond ballonnen maar heel vreemd.
Dan heb je nog de met helium-opgeblazen ballonnen die ongelofelijk veel geld kosten. Ik kreeg er wel eens eentje en ik was heel blij. Het ding hing tegen het plafond en je geraakte net aan het touwtje. Maar de volgende dag, als je ontwaakte, lag ie ineens op de grond en was ie ‘dood’. Heel eng en je snapte ook niet goed waarom.
De zoon hield ook van ballonnen, net als elk ander kind. Als we buiten gingen, had ik standaard een paar ballonnetjes, wat bellenblaas en een voetbal mee. En daar konden we ons uren mee amuseren. Of toen we tijdens een verjaardagsfeestje wel dertig ballonnen hadden opgeblazen, wat achteraf een succes bleek te zijn, want de kinderen waren meer bezig met de ballonnen dan met andere spelletjes.
Ondertussen zijn ballonnen helemaal niet meer ‘groen’ en word je scheef bekeken als je nog maar aan het woord denkt, (maakt ook niet uit, ze weten niet dat ik hier nog een zak met 100 ballonnen liggen heb), maar toch blijft het voor kinderen een geweldig, relatief goedkoop speelgoed.
Buiten die ene ballon, die nu al maanden vasthangt. Soms tuur ik naar buiten en denk ik: zou hij ooit losraken?
Zelfs tijdens een storm blijft ie vastgeknoopt aan die hoge tak. Ik denk dat we er nog een paar jaar naar mogen kijken. (Tot de dag dat we verhuizen.)